Aangezien je in GeoGebra kan rekenen met vectoren, is dit een eenvoudige oefening. Tik de volgende opdrachten in in het invoerveld en druk Enter op het einde van elke regel.
A = (-2, 1)
B = (3, 3)
s = Lijnstuk[A, B]
T = A + 7/10 (B - A)
Een andere mogelijkheid is:
A = (-2, 1)
B = (3, 3)
s = Lijnstuk[A, B]
v = Vector[A, B]
T = A + 7/10 v
Je kan vervolgens de parameter t
gebruiken (bijv. in de vorm van een Schuifknop) en
het punt T herdefiniëren als T = A + t v (zie
Herdefiniëren).
Door de parameter t te wijzigen zie je het punt T bewegen op de
rechte AB.
Teken deze rechte door de volgende parametervergelijking in te voeren (zie Rechte):
g: X = T + s v
Related Topics