Bij het invoeren van een functie kan je gebruik maken van eerder gedefinieerde variabelen (bijvoorbeeld getallen, punten, vectoren, …) alsook van eerder gedefinieerde functies.
Voorbeelden
· Functie f: f(x) = 3 x^3 – x^2
· Functie g: g(x) = tan(f(x))
· Naamloze functie: sin(3 x) + tan(x)
Alle intern gedefinieerde functies (zoals bijvoorbeeld sin, cos, tan, …) worden beschreven in de paragraaf over de numerieke bewerkingen (zie Numerieke bewerkingen).
In GeoGebra zijn er ook commando’s om de Integraal en de Afgeleide van een functie te berekenen.
Je kan ook gebruik maken van opdrachten van de vorm f’(x) of f’’(x),… om de afgeleiden te berekenen van een eerder gedefinieerde functie f.
Voorbeeld: definieer eerst een functie f als f(x) = 3 x^3 – x^2. Daarna kan je g(x) = cos(f’(x + 2)) intikken om de functie g te verkrijgen.
Bovendien kan je grafieken van functies
volgens een vector verschuiven (zie de opdracht Verschuiving)
en de grafiek van een vrije functie kan met de muis worden gewijzigd (zie de tekenmodus
Verplaatsen).
Related Topics
4.2. Directe invoer
Domein van een functie bepaald door een interval