Kromme[uitdrukking e1, uitdrukking e2, parameter t, getal a, getal b]: creëert de parameterkromme met als x-coördinaat de uitdrukking e1 en als y-coördinaat de uitdrukking e2 in het gegeven interval [a, b]. De uitdrukkingen e1 en e2 maken gebruik van de parameter t
Voorbeeld: c = Kromme[2 cos(t), 2 sin(t), t, 0, 2 pi]
Afgeleide[kromme c]: creëert de afgeleide van de kromme c
Opmerking: parameterkrommen kunnen op dezelfde manier als functies gebruikt worden voor allerlei bewerkingen.
Voorbeeld: de opdracht c(3) creëert het punt op de kromme c dat behoort bij de parameterwaarde 3.
Opmerking: met
de muis kan je een punt op de parameterkromme plaatsen in de tekenmodus Nieuw punt (zie
modus Nieuw punt; zie ook het commando Punt).
Opmerking: daar de parameters a en b dynamisch zijn kan je gebruik maken van schuifbalken om deze variabelen te wijzigen.
Related Topics