Met behulp van opdrachten of commando’s kan je nieuwe objecten creëren of bestaande objecten wijzigen. Je kan het resultaat van een commando ook toekennen aan een variabele. Tik de naam van de variabele, gevolgd door “=” en het commando. In het hierna volgende voorbeeld is de naam van het nieuwe punt S.
Voorbeeld: om het snijpunt van de twee rechten g en h te bepalen, gebruik je de opdracht S = Snijpunten[g,h] (zie de opdracht Snijpunten).
Opmerking: je kan ook gebruik maken van een index in de namen van de objecten: A1 en sAB worden ingevoerd als A_1 respectievelijk s_{AB}.
Related Topics
4. Algebraïsche invoer
4.3.1. Algemene opdrachten
4.3.2. Booleaanse commando’s
4.3.3. Getallen
4.3.4. Hoek
4.3.5. Punt
4.3.6. Vector
4.3.7. Lijnstuk
4.3.8. Halfrechte
4.3.9. Veelhoek
4.3.10. Rechte
4.3.11. Kegelsnede
4.3.12. Functie
4.3.13. Parameterkrommen
4.3.14. Bogen en sectoren
4.3.15. Afbeelding
4.3.16. Tekst
4.3.17. Meetkundige plaats
4.3.18. Lijst
4.3.19. Meetkundige Transformaties