Positie
De positie van een afbeelding in het tekenvenster kan absoluut zijn of relatief ten opzichte van het coördinatenstelsel (zie Eigenschappen van de afbeelding).
Kies je voor een relatieve positie, dan kan je tot drie hoekpunten aanduiden. Dit geeft je zelfs de mogelijkheid om een afbeelding te herschalen, roteren en zelfs vervormen.
ˇ 1. Hoekpunt (positie van de linkerbenedenhoek van de afbeelding)
ˇ
2. Hoekpunt (positie van de rechterbenedenhoek
van de afbeelding)
Opmerking: dit hoekpunt kan enkel worden bepaald nadat je het eerste
hoekpunt hebt ingegeven. Hiermee bepaal je de breedte van de afbeelding.
ˇ
4. Hoekpunt (positie van de linkerbovenhoek van
de afbeelding)
Opmerking: dit hoekpunt kan eveneens slechts worden bepaald nadat je het
eerste hoekpunt hebt ingegeven. Hiermee bepaal je de hoogte van de afbeelding.
Opmerking: zie ook de opdracht Hoekpunt.
Voorbeelden
Construeer om te oefenen drie punten A, B en C en onderzoek het effect op de afbeelding.
ˇ
Plaats het punt A als het eerste en het
punt B als het tweede hoekpunt van de afbeelding. Door de punten A
en B in de modus Verplaatsen te
verslepen kan je de invloed van de positie van deze punten op de afbeelding
nagaan.
ˇ Plaats het punt A als het eerste en het punt C als vierde hoekpunt en onderzoek hun invloed op de afbeelding.
ˇ Tenslotte kan je de drie hoekpunten instellen om te zien hoe bij het verplaatsen van deze punten de afbeelding vervormd wordt.
Je hebt intussen kunnen nagaan hoe je de positie en de afmetingen van de afbeelding kan wijzigen. Veronderstel nu dat je de afbeelding wil vasthechten aan een punt A, de breedte van de afbeelding wil instellen op 3 eenheden en de hoogte op 4 eenheden. Ga dan als volgt te werk:
ˇ 1. Hoekpunt: A
ˇ 2. Hoekpunt: A + (3, 0)
ˇ 4. Hoekpunt: A + (0, 4)
Opmerking: als
je in de tekenmodus Verplaatsen de
positie van het punt A wijzigt, zal je zien dat de afbeelding haar
afmetingen behoudt.
Related Topics
3.2. Tekenmodi
Achtergrondafbeelding
Transparantie