4.3.13.   Parameterkrommen

Kromme[uitdrukking e1, uitdrukking e2, parameter t, getal a, getal b]: creëert de parameterkromme met als x-coördinaat de uitdrukking e1 en als y-coördinaat de uitdrukking e2 in het gegeven interval [a, b]. De uitdrukkingen e1 en e2 maken gebruik van de parameter t

            Voorbeeld: c = Kromme[2 cos(t), 2 sin(t), t, 0, 2 pi]

 

Afgeleide[kromme c]: creëert de afgeleide van de kromme c

 

Opmerking: parameterkrommen kunnen op dezelfde manier als functies gebruikt worden voor allerlei bewerkingen.

Voorbeeld: de opdracht c(3) creëert het punt op de kromme c dat behoort bij de parameterwaarde 3.

 

Opmerking: met de muis kan je een punt op de parameterkromme plaatsen in de tekenmodus  Nieuw punt (zie modus Nieuw punt; zie ook het commando Punt).

 

Opmerking: daar de parameters a en b dynamisch zijn kan je gebruik maken van schuifbalken om deze variabelen te wijzigen.

Related Topics

4.3. Opdrachten


www.geogebra.org